Je browser is verouderd en geeft deze website niet correct weer. Download een moderne browser en ervaar het internet beter, sneller en veiliger!

Emiel en Philip: 'Iedereen heeft zijn eigen gave'

Dat Philip en Emiel broers zijn, is niet te missen. In 1997 kwamen de jongens ter wereld. Philip is de oudste van de tweeling, Emiel net iets jonger. Hun hele leven hebben ze bij elkaar gewoond, maar sinds kort zitten er een paar woningen tussen en wonen ze allebei op een andere locatie van Syndion in Gorinchem. 

Op hun zestiende zijn de broers samen bij Syndion komen wonen. Volgens Emiel waren ze eraan toe om zelfstandig begeleid te wonen. Hij woont inmiddels nog iets zelfstandiger dan zijn broer en heeft nu alles voor zichzelf. Philip woont, een paar huizen verderop, nog in de woongroep. “Ik ben enkele maanden terug verhuisd en woon hier nu met nieuwe mensen”, vertelt Emiel. “Allemaal mensen die beperkt zijn, maar wel zelfstandig kunnen wonen. Niet meer met mijn broer wonen is wel apart, want we kennen niet anders. Maar gelukkig ben ik daar nog altijd welkom.” Philip zegt er bewust voor te hebben gekozen om in de woongroep te blijven wonen. “Ik vind het fijner in een groep, en heb gelukkig ook veel dingen voor mezelf. Een eigen klusjesschuur bijvoorbeeld. Ik ben namelijk heel technisch. Dat heb ik mezelf allemaal geleerd.” 

Epilepsie
De jongens wonen bij Syndion omdat ze epilepsie hebben, vertelt Emiel. “Toen we klein waren en onze ouders nog bij elkaar woonden, kregen we onze eerste epileptische aanval. Onze ouders wisten niet dat we epilepsie hadden. Ze dachten dat we gewoon gezonde kinderen waren. Toen ze hoorden dat dat niet zo was, was dat wel even een klap.” Sinds ze dit weten, slikt de tweeling medicatie. Dat helpt. “We zijn nu al heel wat jaren epilepsievrij en hebben geen aanvallen meer”, zegt Emiel. “Wel moeten we de rest van ons leven pillen blijven slikken, anders komt het waarschijnlijk terug.” 

Verschillen
De twee hebben een hechte band, maar zijn volgens Emiel wel verschillend. Hij checkt even of zijn broer wat wil vertellen, maar vervolgt dan zijn eigen verhaal. “Philip wil altijd alles zelf doen. Ik mag me niet teveel met hem bemoeien. En als ik mijn mening geef, is hij het er niet altijd mee eens.” Emiel kan naar eigen zeggen honderduit over politiek praten. Daar is Philip niet zo van. “Ik ben niet zo’n Rutte fan en heb er geen mening over. Ik hou van humor, grapjes maken. Emiel is wat serieuzer en ik wat creatiever.” Emiel zegt lachend: “Ja, dat klopt. Ik ben ook gewoon wat rechtvaardiger. Soms kan ik best streng zijn. Ik denk weleens: Philip, hoepel alsjeblieft even op, je hebt niks op mijn kamer te zoeken. Wat ‘ie dan doet? Expres belletje lellen.” Philip schiet in de lach. “Maar ik heb onlangs wel de scharnieren van je deur gesmeerd.” Emiel knikt. “Ja, dat doe je dan weer wel.” 

Werken
Vijf dagen in de week zijn Philip en Emiel aan het werk. Philip buiten als boswachter, Emiel bij de bakkerij. Dat vinden ze heerlijk. Philip: “Als kind wilde ik al boswachter worden, en dat ben ik nu. Leuk, hè? Als ik die kinderen en mensen om me heen zie, word ik daar echt gelukkig van. Ik heb altijd geleerd: je moet op jezelf vertrouwen, daar kom je een eind mee. Daardoor heb ik veel bereikt en kan ik lekker doen waar ik goed in ben.” Emiel voegt daaraan toe: “Ik vind werken leuk en hou van mensen helpen. Ik vind zelfs boodschappen doen leuk, maar niet als ik net thuiskom van werk. Dan wil ik even niet gestoord worden.” In hun vrije tijd voetballen de jongens bij Kozakken Boys, allebei in hetzelfde team. Emiel: “We hebben niet zoveel teamgenoten, dus beste mensen, kom bij ons voetballen. Het is heel gezellig.” Philip vult lachend aan: “Je kunt jezelf komen bewijzen door een balletje te trappen. Lukt het niet, dan leer ik het je wel.” 

Iedereen is uniek
De jongens worden serieuzer als het opnieuw over hun beperking gaat. Ze hebben ermee leren leven, zeggen ze, maar vinden het soms wel lastig. Emiel zegt eerlijk: “Vroeger werd ik gepest omdat ik op speciaal onderwijs zat. Mensen begrijpen het niet altijd en kunnen er niet altijd mee omgaan. Daarnaast vind ik het soms moeilijk als iedereen op straat je aankijkt, vooral als we met een groep zijn. Ik ben beperkt, maar voel me een normaal mens. Iedereen is uniek, het maakt niet uit hoe je eruitziet.” Philip beaamt dit. “Sommige situaties zijn niet prettig. Ik kan daar weleens boos om worden. Ik ben tenslotte ook maar een mens. Toch laat ik me niet pesten en kom ik altijd voor mezelf op. Ik mag dan wel een beperking hebben, maar ik kan een hoop. We zijn allemaal anders, maar iedereen heeft z’n eigen gave.” 

Goede begeleiding
De begeleiders stellen de jongens erg op prijs. Ze worden altijd geholpen als ze ergens mee zitten, zegt Emiel.  “Ze staan elke dag voor ons klaar en zien het ook aan je als je niet lekker in je vel zit. Wat we vertellen blijft binnen vier muren, dat vind ik belangrijk. Wat eigenlijk niet de bedoeling is, is dat Philip eerder met een probleem naar mij komt dan dat hij naar de begeleiders gaat. Maar ja, zo sterk is onze band nu eenmaal.” Philip zegt: “Een goede band met de begeleiding is voor mij wel van betekenis, maar eerlijk gezegd ben ik gewoon mijn eigen begeleider. Ik doe soms net of ik de directeur ben.” 

Dames 
Tot slot vertelt Emiel licht verlegen maar trots over zijn vriendinnetje, oftewel de buurvrouw. “We hebben nu drie jaar verkering. Ze zei: er is niemand die verkering met mij wil. Ik antwoordde: ik vind jou wel leuk. Op mijn kamer heb ik haar toen gevraagd of ze verkering zou willen, en ze zei ja.” Zijn broer moet er nog even niets van weten. “Ik heb geen vriendin en dat heeft wel voordelen, hoor. Het kost allemaal geld. Gelukkig kan ik wel goed versieren. Ik loop altijd met mijn Tommy Hilfiger blouse rond en doe mijn boswachterspet op. Dan kijken de meeste dames wel.” Emiel gniffelt, terwijl Philip zijn verhaal vervolgt: “Ik ben een echte sjans, hoor. Al denk ik dat mijn broer er ook wel goed in is, maar hij is meer van de complimenten en ik loop er echt op af. Maar áls ik ooit zou trouwen, zou ik het in het Lingebos doen.” 

Terug naar het overzicht